De Taalschat

We gaan de kinderen helpen met het verwoorden van hun gedachten. Dit doen we door gebruik te maken van ‘Denkstimulerende Gespreksmethodieken’, kortweg DGM. Met de DGM leren kinderen op een steeds hoger niveau denkwerk te verrichten, waardoor het zijn waarnemingen en ervaringen beter kan ordenen en de wereld om hem heen beter kan begrijpen. Als middel om denkprocessen te ontwikkelen wordt taal gebruikt. Dit heet taal-denken, dus kunnen verwoorden wat je denkt.

Bij de Taalschat is er sprake van een opbouw; van makkelijk naar moeilijk. Er zijn vier denkniveaus. Niveau 1 is makkelijk (concreet) en niveau 4 is moeilijk (abstract). Hieronder een aantal voorbeelden. In de vraagstelling kun je al zien dat hier een opbouw in moeilijkheid in zit.

Niveau 1: Benoemen.

  • Zoek hetzelfde plaatje.
  • Is dit een hond of een poes?
  • Wijs de kip aan.

Niveau 2: Delen van, categorieën, ordenen.

  • Wat gebeurt er?
  • Welke kleur/vorm heeft deze?
  • Waar is dit voor?

 Niveau 3: Herordenen, voorspellen.

  • Wat zal er hierna gaan gebeuren?
  • Hoe zou hij het ook kunnen doen?
  • Hoe voelt hij zich?

Niveau 4: Problemen oplossen en beredeneren.

  • Wat zal er gebeuren als …?
  • Wat zou je doen als …?
  • Hoe weet je dat?
  • Als jij … was, wat zou jij dan doen?

 Om bovenstaande in kaart te brengen, nemen we een beginonderzoek af. We kunnen dan zien hoe uw zoon/dochter scoort. Blijkt uit het onderzoek dat uw zoon/dochter bovenstaande vaardigheden nog lastig vindt? Dan komt hij/zij in aanmerking voor het groepsprogramma van de Taalschat.